Als er één artiest is die de afgelopen jaren commercie en artistieke creativiteit weet te combineren, is het Kid Cudi wel. Indicud is zijn derde soloalbum, het eerste dat niet bij de Man on the Moon-serie hoort (deel drie staat voor volgend jaar op de rol).
Kid Cudi is de rapper/zanger van radiovriendelijke hitjes als Day ‘n’ Nite , Make Her Say en Memories , maar tegelijkertijd is hij de man achter de twee veelgeprezen Man on the Moon -conceptalbums en het rockalbum WZRD , met zijn gelijknamige band. Waar hij in zijn singles pop en dance op een vrolijke manier succesvol weet te combineren (bijna 150 miljoen YouTube-views), daar vertolkt hij op zijn albums de rol van een getroebleerde, aan drank en drugs verslaafde protagonist. Dat zou gemaakt of geforceerd over kunnen komen, maar Kid Cudi komt in beide gevallen vaak overtuigend uit de hoek. Indicud is zijn derde soloalbum, het eerste dat niet bij de Man on the Moon -serie hoort (deel drie staat voor volgend jaar op de rol). In plaats van te werken met ervaren en erkende producers als Emile Haynie, Ratatat, Plain Pat en mentor Kanye West zoals op zijn eerdere platen, heeft Cudi op Indicud het heft in eigen handen genomen. Hij produceerde alles van begin tot eind zelf, slechts op één nummer bijgestaan door Hit-Boy. Niet voor niets bestempelde hij dit album als zijn versie van Dr. Dre’s 2001. Die vergelijking loopt echter wel een beetje mank. Eerst en vooral omdat Indicud verre van een meesterwerk is. Dat ligt niet zozeer aan Kid Cudi’s produceren als aan het feit dat het album een verzameling half uitgewerkte, onsamenhangende ideeën lijkt. Dat wordt vooral duidelijk op ongeveer de helft van Indicud . Na Girls, een klassieke Kid Cudi-track met een combinatie van zang, rap en uitgerekte synthesizerlijntjes, komt New York City Rage Fest, een housenummer zonder vocalen. Het daaropvolgende liedje is het popniemendalletje Red Eye met de zangeressen van Haim waarop Cudi een zingende bijrol speelt. Die verscheidenheid zou zo erg nog niet zijn, ware het niet dat geen van deze nummers beklijven. En beklijven, dat doen veel te weinig nummers op Indicud . Het album voelt dan ook aan als een losgeslagen schip op open zee. Welke koers er ook wordt ingezet, meer dan een bevlieging (het rockachtige Immortal, het downtempo Brothers) levert het niet op. Zo kun je zeggen dat Kid Cudi misschien wel wat productionele ervaring had kunnen gebruiken. Iemand die van dit losse zand een logisch geheel had kunnen kneden, iemand die had durven snijden in het (te) grote aantal nummers, iemand die had kunnen voorkomen dat de plaat in het tweede deel volledig wegzakt met Afterwards (Bring Yo Friends) als negen minuten durend dieptepunt. Hopelijk realiseert Kid Cudi dit zich ook, en kan Man on the Moon III wel zijn illustere voorgangers evenaren. (4)