Het Incubate-festival , dat afgelopen weekend alweer voor de negende keer werd gehouden op verschillende locaties in Tilburg, kende dit jaar een interessante hiphop-line-up. Vrijdagavond val ik in de show van Joe Kickass , die de ondankbare taak heeft gekregen om het publiek in de Hall of Fame op Masta Ace voor te bereiden. Niet dat de rapper met zijn typerende old-school geluid uit de toon valt, integendeel. Hij krijgt de nog wat bedeesde crowd voorzichtig mee door zijn aanstekelijke energie, en doet precies wat van hem verwacht wordt: de mensen in een 'Golden Age'-vibe krijgen voor de man van de avond, voormalig Juice Crew-lid Masta Ace.
De vibe van de avond wordt redelijk geïllustreerd door het groeiende aantal rugzakken in het publiek en de korte set van DJ Sueside. 'Golden Age'-klassiekers wat de klok slaat en Ace is de klokkenluider. Als zijn DJ het overneemt en een intro inzet stijgt de spanning zoals dat hoort bij een goede show. KRS dook een aantal jaren geleden al tijdens het voorprogramma het podium op (ook in Tilburg) om daarna anderhalf uur lang een pandemonium aan te richten. De opkomst van Ace is anders, maar niet minder goed. Zoals het een New Yorkse rapper die zijn hoogtepunt begin jaren negentig kende betaamt, loopt hij met een rugzak om (hij ook al!) rustig maar geconcentreerd het podium op, eist zijn plek op in het midden van podium en begint bars te spitten als een mad man . Wat volgt is underground-hiphop op zijn best. Zoals vorige week op deze site al was te lezen , is Masta Ace een verhalenverteller en zijn albums zijn halve (of hele) hoorspelen. Ook vanavond weet hij nummers origineel aan elkaar te praten of neemt hij de crowd a-capella rappend mee naar nieuwe nummers. Het voordeel van een omvangrijk oeuvre als die van Master Ace is dat hij kan putten uit meerdere hits. Weliswaar geen mainstreamklappers, maar nummers als 'Born to Roll', 'Take a walk' en 'Beautiful' krijgen heads door de jaren heen meestal wel in beweging. Vanavond is dat ook het geval; knap aan Ace is dat hij trouw bleef aan zijn boombap-sound van vroeger, exact dezelfde elementen gebruikt als twintig jaar geleden maar nog steeds het publiek mee krijgt. Waar veel rapshows maar al te vaak ontaarden in routine, maniertjes en nummers aaneen worden geregen als groupies na de show, is Ace geconcentreerd, laat hij de aandacht geen moment verslappen en zoekt hij voortdurend contact met de mensen in de zaal. Vakmanschap is een woord dat halverwege de show bij me opkomt. Hoe hij vertelt over de platencollectie van zijn moeder, en dat hij eindeloos wachtte tot ze het huis verliet zodat hij met haar platen naar zijn buurjongen kon sneaken om te gaan dj-en – het is al eens gedaan en hij heeft het ook al honderd keer verteld. Toch is de manier waarop hij dat doet, zijn enthousiasme en timing genoeg om los te gaan op 'Nineteen Seventy Something', van het door MF Doom geproduceerde Son of Yvonne . Heilig vuur genoeg dus, voor nog eens tien jaar. En dan te bedenken dat hij nog niets eens mijn favoriete nummer ‘Saturday night live’ doet. Waarschijnlijk omdat het vrijdagavond is. Over heilig vuur gesproken: één van de meest bizarre momenten die ik ooit beleefd heb sinds ik Hiphop volg overkomt me door toedoen van Kurtis Blow. Zijn show op zondagavond is zoals je dat mag verwachten van een veteraan als hij. Net als Masta Ace kan hij terugvallen op een aantal hits. Dit gecombineerd met zijn aanstekelijke lach en podiumaanwezigheid krijgt hij het publiek mee op nummers als 'The Breaks' en 'If I ruled the World' en wordt het een hiphopparty zoals dat begin jaren tachtig gewoon was, compleet met cirkel waarin wordt gebreaktdancet. Toch was dit niet het meest tot de verbeelding sprekende optreden van Kurtis Blow deze dag. Uren zit ik in de bus op weg naar een buitenwijk van Tilburg. Ik stap uit bij een halte en volg een pad naar een landelijk gelegen kapel, gelegen naast een restaurant met terras dat door het lekkere weer afgeladen vol zit met dagjesmensen en local heroes. Een alleraardigste plaatselijke schone verwijst me door naar de kapel, iets verderop. - ‘Er is daar een bekende rapneger, is ‘t nie?’ - Inderdaad, mevrouw. Ik open de kerkdeur en krijg een déjà-vu. Omdat ik van huis uit christelijk ben opgevoed ben ik vele malen in mijn jeugd een kerk binnen gegaan. Maar wat ik hier aantref is van een andere orde. Ik zie erg veel typisch kerkvolk; oud, wit en gekleed in zondags net. Tot zover niets nieuws. Maar dan hoor ik de stem van Kurtis Blow, prekend, zegenend en inspirerend in het engels, doorspekt met straattaal. Op State was vorige week nog te lezen dat hiphop inmiddels een traditie heeft ingezet van bekeerde rappers en iedereen kent reverend Run. Maar om met eigen ogen een zwarte rapper een min of meer autochtone (excuses voor dit vreselijke woord!) kerkgemeenschap zien toe te spreken is toch wel something else. Er worden mensen bekeerd, er wordt geklapt. Na afloop loop ik naar buiten, ietwat beduusd. Dat er anno 2013 hiphop-moguls bestaan als Dr. Dre en Jay-Z, soit. Dat hiphop invloed heeft op de manier waarop jongeren zich kleden en uitdrukken en dat zelfs Barack Obama zo af en toe hiphop luistert – het is nog te bevatten. Maar dat hiphop nu zelfs witte bastions als de kerk begint te veroveren had niemand ooit kunnen geloven. Daarvoor moet je waarschijnlijk, zoals Kurtis Blow, zelf een gelovige zijn.