Tijdens haar optreden bij David Lettermans talkshow sprong Janelle Monae op de tafel van de host, vervolgens liep ze terug en gooide haar microfoonstandaard op de grond. Haar optreden was uitbundig, spectaculair – begeleidt door een negenkoppige band, volledig in het wit gestoken, terwijl Monae zong, schreeuwde, stampte en danspasjes waagde. Maar toch: sensationeel was het niet. Daarvoor waren de podiumtrucjes te opzichtig. In het verlengde daarvan ligt het grote mankement van haar nieuwste album Electric Lady: in haar talent en eclectische composities schuilt één van de beste popsterren van deze planeet, maar haar nummers missen de emotionele intensiteit die Beyoncé en Adele wel bezitten.
Janelle Monae brak door met haar vorige album, The ArchAndroid, dat voor meerdere Grammy’s genomineerd werd en waarop de hit Tightrope stond. Al vanaf haar eerste werk zijn Monaes albums onderdeel van een door Fritz Langs klassieker Metropolis (1927) geïnspireerd sciencefictionverhaal. Haar alter ego Cindi Mayweather is een cyborg die in een futuristische, dystopische, autoritaire staat avonturen beleeft. Zowel in haar idee een conceptalbumserie te maken, als in de manier waarop zij schijnbaar achteloos genres, stijlen en tijdsperiodes door elkaar mengt, toont Monae zich zeldzaam ambitieus. In de liner notes maakt ze haar muzikale referenties expliciet, zo beschrijft ze een nummer als “Stevie Wonder listening to Os Mutantes (circa 1973)”. Te midden van dat samenraapsel aan stijlen staan er voldoende nummers op The Electric Lady die zich kunnen meten met de beste popsingles van het jaar. Het al eerder verschenen Q.U.E.E.N. (waarop Erykah Badu vol vuur rapt) bijvoorbeeld, maar ook de titeltrack, Dance Apocalyptic en Dorothy Dandridge Eyes behoren daartoe. Het zijn aanstekelijke nummers, voorzien van opzwepende ritmes, waarbij het eclectische spektakel dat Monae voor ogen heeft, geslaagd overkomt. Bij ballads is dat niet het geval: technisch is het in orde, maar gevoelsmatig blijft ze op een afstand, wat maar deels veroorzaakt wordt door het verhaal waaraan haar nummers zijn opgehangen. Het charisma dat spreekt uit haar eerder genoemde nummers lijkt afwezig in het rustiger werk. De soms wat androgyne Janelle Monae is met haar intellect en zelfbewustzijn één van de interessantste popartiesten van het moment, maar ondanks de ambitieuze opzet van haar albums, moet ze het vooral hebben van haar singles. Op The Electric Lady wil ze vaak te veel aan haar nummers toevoegen: van onnodige tempowisselingen tot gitaarsolo’s. Het zijn elementen die bijdragen aan het eclecticisme dat haar zo onderscheidt, maar tegelijkertijd voelen ze als plichtmatig aan, als elementen die stijl belangrijker maken dan inhoud. Als geheel overtuigt The Electric Lady niet. Monae heeft het eigenzinnige geluid, maar het lukt haar niet dat te vertalen in een album met louter succesvolle composities, die elk afzonderlijk langer bijblijven dan hun speelduur. Ergens hoop je dat ze ooit alle omlijsting laat vallen - de achtbaan aan referenties, het sciencefictionverhaal – en zich focust op het belangrijkste: de liedjes. (6.0)