Rappers zonder zelfvertrouwen zijn schaars. Wat dat betreft is de 40-jarige New Yorker Ka een uitzondering. In de jaren negentig rapte hij in groepen als Natural Elements , maar telkens met het gevoel de zwakste schakel van de groep te zijn. Na een lange retraite pakte hij in 2008 de mic weer op: hij leverde een gastbijdrage voor GZA en bracht zijn eerste soloalbum Iron Works uit. Zichzelf vergelijkend met rappers als Nas zei hij: “Zij hadden gelijk al een boodschap, ik had eerst meer levenservaring nodig.” De durf om volledig zelfgeproduceerde albums uit te brengen is er inmiddels – The Night’s Gambit is zijn derde soloplaat – maar hoog van de toren blazen over zijn eigen werk is Ka nog altijd vreemd.
Wellicht is het valse bescheidenheid: The Night’s Gambit is met zijn grimmige, ingetogen toon een plaat die opvalt. De rauwe, licht schorre stem van Ka in combinatie met de minimale, industriële beats geven het album een dreigend karakter. Als een vulkaan die blijft sluimeren, maar nooit tot uitbarsting komt. Hetzelfde geldt voor de manier waarop Ka zijn emoties ventileert. Op het intro van 30 Pieces of Silver zijn wat pianotonen te horen, maar verder heeft hij geen expliciete instrumenten nodig om duidelijk te maken dat hij rapt vanuit de diepste krochten van zijn gevoelens. Geschreeuw, stemverheffingen: het blijft allemaal achterwege, maar tegelijkertijd hangt er een constante sfeer van somberheid over het album, terwijl Ka vertelt over vrienden die hij verloren heeft, religie, geweld, drugs en zijn liefde voor rap. Het woord ‘gambit’ in de albumtitel verwijst naar een schaakopening waarbij een stuk – vaak een pion – wordt opgeofferd om een ander voordeel te behalen. Op het album zijn samples te horen uit de televisieserie The Wire waar twee jonge drugsdealers het schaakspel krijgen uitgelegd . Hiphop en schaken is niks nieuws (zie de Wu-Tang Clan), maar de combinatie tussen het spel, het straatleven en de bedachtzaamheid die ermee gepaard gaat, is illustratief voor het karakter van Ka’s muziek. Waar veel rappers kiezen voor spontaniteit en hun teksten rechtstreeks op plaat spitten, kiest Ka juist voor een andere weg. Zijn muziek begint bij het schrijven van teksten en het eindeloos schaven daaraan, waardoor zijn straatverhalen subtiel en doordacht klinken, met zorgvuldig uitgekozen metaforen, consistente nummers en intelligente rijmschema’s. Een hoogtepunt is de volgende passage uit Peace Akhi: "In the streets buggin', huggin' my cousin’s snub / Blitzed but still puffin', it's nothin', cuffin' a dozen slugs / Obvious protection, defense against public grudge / Object of affection, like a prince for niggas lovin' drugs." Als het de taak is van underground rap een radicaal alternatief te bieden voor datgene wat in de mainstream floreert, is Ka daar volledig in geslaagd. Waar Kanye West, Jay-Z en consorten van megalomanie een doel maken, hun ego’s opblazen tot enorme proporties, daar grossiert Ka in bescheidenheid. Dat uit zich niet alleen in zijn houding, maar ook in de muziek. The Night’s Gambit is wellicht geen toegankelijk album dankzij de vaak drumloze beats, de minimale instrumentatie en de wat monotone stem. Saaiheid ligt in alles op de loer. Het knappe van Ka is dat hij dat weet te vermijden, omdat juist het minimalisme zijn kwaliteiten op de voorgrond plaatst. De focus ligt op de teksten, waarbij de donkere begeleiding slechts ter ondersteuning dient. Daarmee vertegenwoordigt Ka een eigen, unieke stem binnen de hiphopwereld en is The Night’s Gambit hopelijk geen plaat die onder de radar verborgen blijft. (8)