‘Jullie hebben een eikenhouten flow. Hier klopt helemaal niets van, ga oefenen.’ Dat noteert de jury van de Grote Prijs van Nederland in 2001. De geadresseerde? DAC, het collectief met onder meer Jiggy Djé, Diggy Dex en Wudstik in de gelederen. Een jaar later schrijft de groep zich opnieuw in. Nu is de jury wel overtuigd. DAC bereikt de finale en neemt de publieksprijs mee naar Amersfoort. Daarmee komt een einde aan een periode van jarenlang aanklooien. Vanaf nu wordt er enkel professioneel gechilled. Drie jaar lang is DAC ‘aan’. Tien jaar na het winnen van de publieksprijs blikt State terug met Diggy Dex, Hux B en Wudstik.
Het verhaal begint eind jaren negentig op de zolderkamer van Darin G. Elke dag zitten ze er: rappers Diggy Dex, Hux B, Wudstik, Jiggy Djé en Grootmeester Jan, producers Darin, Clenn en Mr. Fonc en wie er verder maar zin heeft om te chillen. Ze roken jointjes, drinken bier, spelen Mario Kart, Kolonisten en Risk en ze luisteren dag en nacht naar hiphop. Of het met hun eigen carrière ooit wat gaat worden is nog maar de vraag. De microfoon die op de zolder hangt heeft niet eens een plopkap. In plaats daarvan hebben ze een oude panty van Darins moeder gebruikt. Rond een uur of vijf ‘s nachts komt zij standaard even poolshoogte nemen, met het verzoek of het misschien iets stiller kan. De jongens hebben op dat moment altijd al lang besloten dat ze hun college de dag erna het beste maar kunnen skippen. In tien jaar tijd is er veel veranderend. De lamlendige studentjes die leefden op de zak van de IB-groep zijn huisvaders geworden. Hux heeft twee kids, Diggy eentje, Wudstik kan letterlijk ieder moment voor het eerst vader worden. Hij is vanavond de enige die een biertje drinkt. Hux is aan de thee, Diggy drink koffie verkeerd. Er hoeft vanavond niet uitgebreid te worden bijgepraat. De meeste DAC-leden zien en spreken elkaar nog regelmatig en elk jaar gaan ze samen op vakantie naar Spanje. Die avonden in Spanje zullen er niet zo gek anders uitzien dan de nachten op de zolderkamer van Darin G. Het is lachen en schelden, er zijn irritaties en high fives, goede gesprekken en slap geouwehoer, het draait, kortom, om vriendschap. Dat was toen zo, en dat is nu nog steeds zo. Zoals Wudstik het samenvat: “We gaan graag met elkaar om en toevallig houden we allemaal van muziek maken.” Diggy herinnert zich nog de eerste keer dat hij bij Darin thuiskwam. “Hij had FastTracker op zijn computer, daarmee maakte hij gabberbeats, maar ook hiphop. Van die westcoastshit vooral. Ik zat samen met Hux in de klas. Darin en Clenn zaten een klas lager. Na een talentenavond op school stelde Darin voor om eens langs te komen. Voor we het wisten zaten we er elke dag.” Jiggy Djé wordt via Diggy binnengehaald, ze kennen elkaar van basketbal. Grootmeester Jan wordt gespot in het voorprogramma van Osdorp Posse in De Kelder (“die gast was gruwelijk”) en ook hij wordt ingelijfd. Wudstik komt via zijn broer in contact met Darin. Hux, lachend: “Ik weet nog dat Darin mij vertelde ‘ik heb een gozer ontmoet, Wudstik, die is wel relaxed weet je. Die zit nu ook bij DAC.’ Ik dacht, dat heb je lekker democratisch besloten.” Diggy: “Daar moet ik een voetnoot bij plaatsen. Er was een tijd dat half Amersfoort bij DAC zat.” Hux: “Op het toppunt hadden we inderdaad wel twintig man. Er was veel energie toen. Darin en Clenn maakten toffe beats, wij waren allemaal mega-enthousiast en we schreven superveel. Op een gegeven moment vielen de mensen die niet zo serieus waren als wij vanzelf af. Ondertussen ontstaan de eerste hiphopfora en battlesites. Voor het eerst kan Nederland kennis maken met wat al die nachten op Darins zolderkamer hebben opgeleverd. “Dat was een rare gewaarwording,” vertelt Diggy. “We hadden al die tijd het gevoel gehad dat we de enigen in Nederland waren die dit deden. Rond 2001 ontdekten we dat er overal in het land dingen gaande waren. Je had Opgezwolle, VSOP, Haagse Bluf (het latere NuClear Family), Spacekees...” Hux: “Via The BoomBap, en later ook via Dutch Hiphop en ML75, is het gaan rollen. We kregen een mail van een gast uit Groningen die vroeg of we op zijn examenfeest wilden optreden. Voor ons ging een wereld open.” Wudstik: “Maar er was ook kritiek. We maakten de grote fout om alles persoonlijk te nemen. Dan vond Pietje ons kut en dan schold ik Pietje uit.” Diggy: “Je had het gevoel dat iemand zoiets recht in je gezicht zei. Nu weet je hoe mensen zich op internet gedragen, maar toen kwam dat keihard aan. Het paste ook niet in het beeld dat we van onszelf hadden. We waren gewend dat iedereen ons goed vond.” Inmiddels waren er op die zolderkamer stapels tracks gemaakt. Een selectie daarvan wordt verzameld op het eerste DAC-album, diDACtici, dat begin 2002 verschijnt. Met het telefoonboek in de hand wordt een cd-perserij gevonden, waar ze duizend exemplaren bestellen. Op de avond van de releaseparty worden ze bezorgd. De cd-release is het eerste echte hoogtepunt. “Na de party heb ik die cd thuis in mijn discman gestopt. Ik ben in mijn eenpersoonsbed gaan liggen en heb hem om vijf uur ‘s nachts gepompt.” Diggy weet nog precies hoe hij zich voelde. “De wereld had op dat moment kunnen vergaan en het was perfect geweest.” Hux: “Ik heb hem wel een miljoen keer geluisterd, ik vond het zó vet.” Wudstik: “Een cd was toen echt een ding. Ik herinner me het moment dat GMJ en Jiggy elkaar voor het eerst ontmoetten. Jiggy had toen een paar eigen nummers op een gebrande cd staan. Voor Jan was zoiets onvoorstelbaar.” Hux: “Je moet je voorstellen, er was niet veel in die tijd. Je had Osdorp Posse en Extince en een paar van die posse-verzamel-cd’s. Dat was het wel zo’n beetje. Als je dan een cd ziet waar je zelf opstaat, dan heb je het idee dat er iets heel bijzonders aan de hand is.” Met hun OV’s trekken de DAC’ers het land door om diDACtici bij platenzaken neer te leggen. De vraag blijkt groter dan ze hadden durven dromen, de duizend exemplaren vliegen de winkels uit. Ondertussen spelen ze zo veel mogelijk, en dat werpt zijn vruchten af. In 2001 waren ze nog genadeloos afgebrand door de jury van de Grote Prijs, maar na het winnen van verschillende regionale popprijzen mogen ze in 2002 wel meedoen. Hux: “Toen werden we qua houding heel serieus. Er moest echt iets gaan staan. Maar we zagen die shows wel nog steeds als een leuk uitje. Dan zaten we in de trein te freestylen, terwijl we beats maakten met de asbakklepjes. Het was een en al lol, zuipen en smoken, en we konden niet wachten tot we het podium op mochten.” De Grote Prijs kent dat jaar met R&B-zangeres Corey een verrassende winnaar, maar DAC gaat er met de publieksprijs vandoor. Het levert voldoende exposure op om het echt goed aan het rollen te brengen. Er zijn boekingen in zalen en festivals door het hele land. Jiggy Djé volgt op dat moment een mediaopleiding en moet voor een opdracht een totaalplan maken voor het uitbrengen van een single. Dat kwam goed van pas. Het plan wordt in de praktijk gebracht met de single Springstof, waarvoor begin 2003 ook een clip wordt opgenomen. Wudstik: “Dat was het volgende stadium – onze eerste kennismaking met ‘de industrie’. Springstof was ‘Boxbom’ op clipzender The Box. Dat was vet, dan zette je de tv aan en dan was je er zelf op. Dat was voor het eerst dat mijn ouders dachten, okay, hij is dus toch niet zijn hele leven aan het vergooien.” Hux: “Ze hadden toen bij The Box nog niet zo’n systeem dat ze een clip die net was geweest niet nog een keer draaiden. Dus dan zag ik onze clip, ging ik bellen, en dan kwam hij daarna nog een keer. Ik heb echt supervaak onze eigen clip aangevraagd.” Diggy: “Een clip was toen niet vanzelfsprekend, er kwamen misschien vijf Nederlandstalige hiphopclips per jaar uit. Nu zijn dat er vijf per dag.” Later dat jaar volgt het belangrijkste optreden: Lowlands. Door problemen met de apparatuur, of beter gezegd, omdat hun dj niet begrijpt hoe het werkte, gaat alles fout. De beat stopte soms midden in een nummer, vertelt Wudstik. Hij kan er nu om lachen. “Na de show kwam onze dj erachter hoe het kwam. Iets met een cue-knopje. Het was ons belangrijkste optreden ooit en dan wordt het zo’n kutshow.” “Maar de experience was keer honderd,” vindt Diggy. “Dat publiek ging wel helemaal los.” Na Lowlands wordt er gewerkt aan de opvolger van diDACtici. Begin 2004 wordt Professioneel Chillen opgenomen. Waar diDACtici nog een organisch samenraapsel was van tweeënhalf jaar lang hangen op de zolderkamer, staat Professioneel Chillen in twee weken op plaat. Diggy: “Stond je daar om negen uur ‘s ochtends, met de slaap nog in je ogen. We moesten die stap wel maken en het werkte ook wel, maar de vibe was totaal anders.” Ondertussen was een manager in de hand genomen, wat voor beide partijen geen goede stap blijkt te zijn. Tegengestelde meningen leveren spanningen op binnen de groep en door allerlei gedoe blijft Professioneel Chillen een jaar op de plank liggen. Het brengt veel negatieve energie met zich mee. Hux: “Er slopen irritaties in omdat bepaalde mensen meer deden dan anderen. We waren met acht mensen, tijdens liveshows soms met twaalf, dat was geen doen. Vriendschap en muziek begonnen te verstrengelen. Elke keer als we elkaar zagen moesten er dingen.” Wudstik:: “Tijdens diDACtici was het een georganiseerde chaos, nu werd het een chaotische organisatie. Dat ‘chillen’ in Professioneel Chillen hadden we erop geplakt met het idee van ‘we chillen nog steeds, toch?’, maar eigenlijk was het lang niet meer zo tof.” Diggy: “Het was een schakelpunt. De fase van alleen maar blowen en partyen was voorbij, we gingen nadenken over wat we wilden met ons leven. Muziek, studie, werk?” Diggy vertrekt naar Amsterdam, Wudstik naar Haarlem, Grootmeester Jan naar Leeuwarden. Die laatste geeft te kennen dat hij niet meer verder wil met DAC. De rest blijft samen optreden, al worden de shows steeds dunner bezaaid. Tegelijkertijd is iedereen bezig met solomateriaal. Daar wordt niet geheimzinnig over gedaan. Langzaam wordt duidelijk dat Professioneel Chillen geen opvolger zal krijgen. Het komt de vriendschap ten goede, meent Hux. Er kon weer gewoon gechilled worden. “Mensen vroegen in die tijd: ‘jullie zijn gestopt, toch?’ Dan dacht ik, euh, ja nu je het zegt. Het is op een heel natuurlijke manier geëindigd, eigenlijk net zo vanzelfsprekend als het ooit begonnen was.” “ Achteraf denk ik dat ons succes mede te danken was aan het feit dat we melodieuzer klonken dan anderen,” vervolgt Hux. “Dat zat in Darins producties, en met Wudstik hadden we iemand die kon zingen. Dat sloeg aan. Zonder hen hadden we hier nu misschien niet gezeten.” Daar zit wat in, maar er is nog een andere reden. DAC was behoorlijk populair, maar zo groot als Osdorp Posse of Opgezwolle zijn ze nooit geweest. Het latere succes van de afzonderlijke leden straalt af op de groep waar ze ooit samen inzaten, waardoor DAC niet als (belangrijke) voetnoot de geschiedenisboeken in gaat, maar op z’n minst een hele alinea krijgt. Maar of die geschiedenis ooit nog op het podium tot leven wordt gewekt? Hux: “Ja, vast wel. Ooit. Als we vijftig zijn of zo. Voorlopig hoef je nergens op te rekenen.” Leven na DAC Diggy Dex bracht na DAC drie soloalbums uit, de vierde zal in 2013 verschijnen. Daarnaast geeft hij les aan de Zadkine Popacademie. Hij woont met zijn vriendin en zijn zoontje in Amsterdam. Wudstik maakte twee soloalbums. Binnenkort verschijnt nummer drie. Ook hij geeft les, maakt muziek voor reclames en is frontman in de progressive hardrockband FAWK, een project van Within Temptation-gitarist Ruud Jolie. Zes dagen na dit interview beviel zijn vriendin van een gezonde dochter. Hux B heeft na DAC gewerkt aan een soloplaat, maar toen zijn vader ernstig ziek werd heeft hij het rappen gelaten voor wat het was. Hij woont in Amersfoort, heeft twee kinderen en werkt als internationaal accountmanager bij een bedrijf dat financiële analyses maakt. Grootmeester Jan bracht één solorapalbum uit. Daarna stortte hij zich op uiteenlopende projecten als Ska 3 (bekend van Kutjesdag) en Aard Lus & Ed Lip (van Ik Bin Su Eil, een enorme hit in Friesland). Momenteel werkt hij onder de naam Meneer Produceer. Jiggy Djé bracht twee solo albums uit en één album met de groep Kohfie Konnect. Hij richtte het label Noah’s Ark op, speelde de hoofdrol in de film Fatcap Express, schreef lange tijd columns voor het AD Amersfoort, geeft les aan de Hermand Brood Academie en presenteert de radioshow Wat Anders op FunX. Zijn derde soloalbum is onderweg. Mr Fonc verhuisde naar Londen, waar hij met name als house-producer flink naam maakt. Darin G bracht met de Colombiaanse Bloedgroep een album uit, tourde de wereld rond met Tribute 2 Bob Marley en The Roots Riders en geeft les aan de NPAC Popacademie in Utrecht. Momenteel is hij toetsenist bij Wudstik en bij reggaeartiest Joggo. Hij woont met zijn vriendin en twee kinderen in Amersfoort. Clenn werkt momenteel als crossmedia developer bij de TROS en hij doet het geluid tijdens shows van Jiggy Djé. Hij woont met zijn vriendin in Amersfoort.