Ein-de-lijk is het dan zover: het gezamenlijke album van beat-virtuoos Madlib en de uit Gary, Indiana afkomstige rapper Freddie Gibbs is een feit. Het album, dat aanvankelijk Cocaine Piñata zou heten, dankt zijn naam aan een nogal obscure droom van Gibbs. In die droom sloegen kinderen tijdens een verjaardagsfeestje van zijn dochter tegen een piñata , maar in plaats van snoep viel daar drugs uit. De tot nu toe uitgebrachte singles waren soulvol, en het is dan ook moeilijk voor te stellen dat Freddie tot voor kort nog bij de commerciële trap-gigant Jeezy onder contract stond. Juist het feit dat Gibbs een onvervalste gangstarapper is, maakt zijn samenwerking met een eigenzinnige producer als Madlib zo interessant. Naar dit 'MadGibbs-avontuur' werd door hiphopliefhebbers dan ook reikhalzend uitgekeken; gelukkig stellen de heren niet teleur.
Opvallend is de veelzijdigheid die Gibbs op Piñata tentoonspreidt. Waar zijn werk met de eigen E$GN -beweging overwegend hard hitting en opzwepend is, bewijst de 'Baby Face Killa' ook met de organische sample-melanges van Madlib prima uit de voeten te kunnen. Zijn plotse tempowisselingen sluiten naadloos aan bij de veelal gesyncopeerde beats die even warm als desoriënterend klinken. Ook de zangstukjes die Freddie sporadisch – en met een knipoog! - door zijn versjes rijgt, dragen bij aan het ongedwongen karakter van de plaat. Wat te denken van Gibbs' impressie van TLC's ' Waterfalls ' of zijn vermakelijke imitatie van Babyface op het eerder gelekte 'Robes'. Ondanks het feit dat Madlib's producties Freddie tot een meer dynamische manier van rappen nopen, houdt Gibbs het qua inhoud dichtbij zichzelf. Hij beschrijft het ruige leven op straat zonder opsmuk; geen flessen dure drank of flitsende bolides, maar een deprimerende realiteit van armoede, waar jonge mannen hosselen om de eindjes aan elkaar te knopen. Met een verleden als drugsdealer spreekt de rapper voornamelijk uit eigen ervaring. De wijze waarop Gibbs over criminaliteit verhaalt is kil, consessieloos, maar tegelijkertijd nergens verheerlijkend dan wel afkeurend. Dit lijkt misschien wat eenzijdig, maar Freddie houdt de boel op zeer subtiele wijze scherp door af en toe naar meer persoonlijke thema’s te grijpen, bijvoorbeeld over het bedrog door een ex-vriendin: “Word around the block, when I was locked, she gave my thing away. 'Bout to have a baby with a nigga, that’s what they say. […] Damn, that cut a nigga deep”. Of teksten over zijn vader, die politieagent is geweest. De onverschilligheid waarmee Gibbs deze onderwerpen terloops aankaart, werkt bijzonder krachtig en kweekt een vreemd soort sympathie voor de spijkerharde gangsterrapper. Een sympathie die voormalig labelbaas Jeezy overigens niet snel zal hebben voor Gibbs, die Jeezy in 'Real' ("Remember Everybody Ain’t Loyal") een expliciete veeg uit de pan geeft. Aan het einde van de track doopt Gibbs zichzelf zelfs tot 'Snowman Killa' om. Geheel in de lijn der verwachting staat ook meesterproducer Madlib weer zijn mannetje. Zijn op soul en quiet storm georienteerde instrumentaties verlopen grillig, kennen spanning en dwingen Freddie zodoende bij de les te blijven. Wel gaan de met dromerige samples doorspekte beats op 3/4 van het album een beetje hetzelfde klinken en had Piñata het met een nummertje of vier minder gekund. Niettemin kunnen beide heren trots zijn op het resultaat. Freddie Gibbs heeft zich met dit album echt een duizendpoot bewezen; hij weet raad met een Chicago-drillbeat van Young Chop, maar kan kennelijk evengoed uit de voeten met een alternatieve productie uit het Stones Throw-kamp. Een verrassend goede samenwerking. (8,3)